Het is een hardnekkig misverstand dat Vincent Van Gogh zijn leven in armoede heeft gesleten. In tegenstelling tot veel van zijn beroemde collega’s woonde hij niet in een kasteel maar op gehuurde kamers en moest hij zijn absint vaak rechtstreeks uit de fles drinken. Wat hij ondanks alle materiële verschillen wel gemeen had met die anderen is, dat hij (tijdens zijn actieve schilderperiode) niet in loondienst moest werken voor zijn brood. Waar haalde hij dan het geld om verf te kopen? Alvast niet door de verkoop van schilderijen, maar dat was niet nodig want zijn broer Theo betaalde de rekeningen. Toegegeven, zijn levensstandaard lag veel lager dan wat de meesten van ons gewoon zijn, maar dat gold toen niet alleen voor Vincent. Het grote verschil met zijn tijdgenoten was dat hij zich voor 100% kon bezighouden met zijn passie. En net daarin verschilt hij ook met de meesten van ons.

Het belangrijkste is dat hij zich kon ontwikkelen, los van gewone beslommeringen. Toegegeven, zijn beslommeringen waren eerder ongewoon en zeker niet minder onaangenaam. Desalniettemin beschikte hij over de middelen om fulltime te schilderen en dat is een luxe. Nu gaat dit principe niet alleen op voor schilders. Noem gelijk welk vak en je zult zien dat de vrijheid tot ontwikkeling na een tijd tot meesterschap zal leiden. Natuurlijk moet er een behoorlijke dosis toewijding en talent aanwezig zijn. Zo is het in theaterkringen alom geweten, dat een gebrek aan talent niet kan worden gecompenseerd door harder te zingen. Maar waar zit de kunst dan? Als je het mij vraagt zit die bij ons allemaal, ook al weten velen dat goed te verbergen. Alles wat we nodig hebben is de tijd en ruimte om die te ontwikkelen. En we weten allemaal wat ze zeggen over tijd.
Add comment
Comments